Lokale heffingen

Ontwikkeling lokale lastendruk in Arnhem

In onderstaande tabellen is voor een aantal 'standaard' huishoudens en (vastgoed)ondernemers in Arnhem de verwachte meerjarige lastenontwikkeling weergegeven. De bedragen en percentages zijn afgerond op hele euro's. De lastenontwikkeling voor 2025 en verder kan afwijken van hier gepresenteerd, als de gegevens op het moment van de tariefberekening afwijken van wat nu de verwachting is. Hierbij geldt dat hoe verder een belastingjaar in de toekomst ligt, des te meer onzekerheid er nu nog is.

Voor de berekeningen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

• Er is uitgegaan van een groei van het aantal woningen/huishoudens, gebaseerd op de woningbouwplanning van maart 2023;
• Voor niet-woningen is uitgegaan van een gelijkblijvend aantal objecten;
• Bij de rioolheffing is voor 2025 en verder de opbrengstverhouding woningen / niet-woningen van 2024 aangehouden;
• Voor de toe te rekenen kosten is gerekend met (verwacht) prijspeil 2024;
• Voor de OZB wordt voor 2027 met een stijging van 5% vooralsnog uitgegaan van dezelfde lijn als in de coalitieperiode 2022-2026.

Stelselwijziging kosten riolering
In deze Begroting wordt voorgesteld een stelselwijziging ten aanzien van de kosten van riolering door te voeren: de kosten van de eerste aanleg van riolering bij nieuwbouw worden met ingang van 2024 niet meer als kosten van de grondexploitatie aangemerkt, maar als investeringen geactiveerd. Door deze stelselwijziging wordt met deze kosten voortaan op gelijke wijze omgegaan als met de kosten van vervanging van bestaande riolering. De aanleiding voor deze stelselwijziging is dat de woningbouw in Arnhem de komende jaren veelal binnenstedelijk zal worden gerealiseerd. Op plaatsen waar binnenstedelijk gebouwd wordt, ligt vaak een bestaand rioolstelsel. Dit bestaande rioolstelsel wordt vervangen of aangepast voor de nieuwe functies in het binnenstedelijke gebied. Het duidelijke onderscheid tussen eerste aanleg van riolering en vervanging van bestaande riolering verdwijnt hiermee.

Deze stelselwijziging heeft een effect op de hoogte van de te dekken kapitaallasten via de rioolheffing.
Op dit moment betaalt een bewoner van een nieuwe woning de aanleg van riolering via de grondprijs en hiernaast wordt rioolheffing in rekening gebracht (waarin ook de (vervangings)investeringen van riolering opgenomen zijn vanuit andere delen van de stad).
Door alle vervanging en aanleg van riolering voortaan in de rioolinvesteringen op te nemen en niet meer in een grondexploitatie, worden soortgelijke activiteiten / kosten op eenzelfde wijze verrekend via de rioolheffing.
De (kapitaal)lasten voor aanleg en onderhoud van de riolering, die worden meegenomen bij het bepalen van de rioolheffing, nemen hierdoor toe.

Bij de aankomende financiële jaarrapportage projecten (FJP) wordt exact berekend welke investeringskredieten in 2024 nodig zijn, tot welke kapitaallasten dit leidt, op welke wijze deze vanaf 2025 via de rioolheffing gedekt kunnen worden en wat de verwachte financiële effecten op de grondexploitaties zijn.
Om op dit moment toch een inschatting te kunnen maken van de verwachte effecten op de rioolheffing, is voor de lopende grondexploitaties inclusief Nijmeegseweg en Spoorzone in beeld gebracht welke kosten voor riolering naar verwachting uit de grondexploitaties gehaald kunnen worden en als rioolinvesteringen worden aangemerkt. De te dekken kapitaallasten van deze investeringen zijn doorberekend in de te behalen opbrengsten rioolheffing voor 2025 en verder.

Vanwege de verwachte groei van het aantal woningen nemen de gemiddelde lasten rioolheffing voor huishoudens, ook na de voorgestelde stelselwijziging, vanaf 2025 naar verwachting niet toe. De totale kosten voor de gemeentelijke watertaken, inclusief de verwachte extra kapitaallasten als gevolg van de stelselwijziging, kunnen dan verdeeld worden over meer huishoudens. Voor niet-woningen gaan we uit van een gelijkblijvend aantal objecten; vandaar dat hier wel sprake is van een verwachte (beperkte) stijging van de lasten rioolheffing.