EMU-saldo 2024
Sinds 1999 bestaat de Economische en Monetaire Unie (EMU), die in Europa verantwoordelijk is voor het gezamenlijke monetaire beleid van de deelnemende landen. Deze EMU-landen zijn gehouden aan de –met elkaar afgesproken- eis om het begrotingstekort van de overheid niet te laten stijgen boven de 3% van het bruto binnenlands product (BBP). Deze grens van 3% geldt voor de gehele overheid, dus inclusief de gemeenten, provincies en waterschappen.
Europese afspraken over de realisatie van genoemde 3% zijn in Nederland vertaald in de wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet Hof). Hierin is benadrukt dat Rijk en decentrale overheden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de beheersing van het Nederlandse EMU-tekort. Eén van de uitwerkingen van de wet Hof is de verplichting voor decentrale overheden, waaronder gemeenten, in de begroting het EMU-saldo te presenteren, dat voortvloeit uit die begroting.
In Europees verband is afgesproken dat in verband met de uitzonderlijke omstandigheden, de bestrijding van de gevolgen van de coronacrisis, de afspraken over het EMU-saldo en de maximale EMU-schuld van landen (60% van het BBP) tijdelijk buiten werking worden gesteld. De verplichting uit de wet Hof voor gemeenten om het EMU-saldo te presenteren valt daar niet onder. Deze blijft overeind staan.
Het EMU-saldo wordt berekend op een manier die afwijkt van de manier waarop bij gemeenten het begrotingsresultaat wordt bepaald. Decentrale overheden zijn gehouden aan de regelgeving in het BBV, dat uitgaat van een stelsel van baten en lasten. Het zogenaamde EMU-saldo is een saldo van inkomsten en uitgaven (dus op kasbasis) en om dat te kunnen bepalen is bovenop het begrote saldo van lasten en baten een aanvullende berekening nodig. Uitgangspunt is het exploitatiesaldo vóór toevoegingen aan of dekking uit reserves vermeerderd met het saldo van investeringen -/- afschrijvingen
In het overzicht is het EMU-saldo berekend voor de jaren 2023 tot en met 2025, zoals dat voortvloeit uit deze begroting.
Mutaties in voorzieningen en in voorraden (inclusief GREX) lopen in Arnhem via de reguliere begroting en zijn dus al opgenomen in het exploitatiesaldo.
De vastgestelde macronorm voor de decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) is niet verlaagd en bedraagt ook in 2024 0,4% van het BBP. Bij een begroot BBP van € 768,4 miljard betekent dat een bedrag van € 3,047 miljard. De decentrale overheden hebben in overleg bepaald dat van deze macronorm aan gemeenten een norm van 0,27% wordt toegewezen. De macronorm voor gemeenten zal dus € 2,064 miljard bedragen. De individuele referentiewaarde voor afzonderlijke gemeenten, zoals bekend gemaakt in de septembercirculaire, bedraagt voor de gemeente Arnhem € 32,762 miljoen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de individuele referentiewaarde geen norm is in de zin dat die niet mag worden overschreden, maar een indicatie van het aandeel dat de gemeente mag hebben in het genoemde toegestane gezamenlijke EMU-tekort voor decentrale overheden van € 3,047 miljard.
Het verwachte EMU-tekort van 2023 van de gemeente overschrijdt niet het toegestane maximum. De overschrijding in 2023 wordt verklaard door het voorziene begrotingstekort (voor reserves), maar wordt deels gecompenseerd door vermindering van de begrote investeringen. Voor het jaar 2024 wordt geen overschrijding voorzien.