Tussentijdse winst nemen op meerjarige grondexploitaties wordt beheerst door het voorzichtigheidsbeginsel [1] . Gemeenten moeten daarbij winsten op hun grondexploitaties nemen zodra er voldoende zekerheid is over het resultaat. De commissie BBV stelt dat er voldoende zekerheid over de grondexploitatie bestaat om winst te nemen indien er aan een drietal voorwaarden is voldaan:
- Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat
- De grond (of het deelperceel) is verkocht
- De kosten zijn gerealiseerd (winst naar rato van realisatie nemen)
De hoeveelheid te nemen winst wordt berekend door het percentage kosten af te zetten tegen het percentage opbrengsten. En er wordt rekening gehouden met de onzekerheden in de grondexploitaties door de verwachte risico’s van het project te beoordelen. Een eventueel positief saldo op opbrengsten wordt dan als winst genomen. Als hieruit blijkt dat een grondexploitatie niet winstgevend, maar verliesmakend is, moet hiervoor een voorziening worden opgenomen [2]
De eventuele winstneming dan wel verliesvoorziening wordt geraamd bij het opstellen van de Financiële Jaarrapportage Projecten (FJP), zoals geactualiseerd op 1 januari 2023. Na vaststelling van het FJP bij de jaarverantwoording, worden de uitkomsten meegenomen in de begroting 2024. Winst wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve Grex en bestemmingsreserve Stadsontwikkelfonds.
[1] BBV (2019). Vernieuwde notitie grondbeleid, pag. 25.
[2] BBV (2019) Vernieuwde notitie grondbeleid, pag. 9.