Participatie en armoedebestrijding

Lasten
De begrote lasten bedragen in 2024 € 165,2 miljoen, onderverdeeld in de volgende onderwerpen:

• Bijstandsverstrekking (waaronder BUIG en uitvoeringskosten): € 124,6 miljoen;
• Participatie (waaronder sociale werkvoorziening (SW), re-integratiebudget en uitvoeringskosten): € 38,7 miljoen;
• Armoedebeleid: € 1,6 miljoen;
• Schulddienstverlening: € 0,3 miljoen.

De totale lasten van het programma Participatie en Armoedebestrijding zijn in 2024 € 1,9 miljoen hoger dan in 2023. Dit komt door:

Bijstandsverstrekking: € 5,9 miljoen hoger dan in 2023
De begrote lasten voor de bijstandsontwikkeling zijn gekoppeld aan de landelijke begroting van de verwachte lasten op de bijstand. Op basis van de landelijke lijn worden de budgetten bepaald die de gemeenten jaarlijks ontvangen voor het betalen van de uitkeringen. Sinds 2021 is er sprake van een landelijke afname van het aantal uitkeringen. Op het moment van opmaken van de begroting is het meerjarig perspectief nog niet geactualiseerd. De lasten dalen minder hard door de inzet van loonkostensubsidie die we het jaar erop pas gecompenseerd krijgen. Verder ontvingen we in 2023 nog een bijdrage van het rijk voor de ToZo-uitkering (€ 0,1 miljoen) en stijgen in 2024 de verwachte lasten voor de individuele studietoeslag (€ 0,4 miljoen).

Participatie: € 4,3 miljoen lager dan in 2023
Dit wordt met name veroorzaakt door incidentele middelen in 2023 die in 2024 niet beschikbaar zijn waaronder een Europese StructuurFonds-subsidie voor de uitvoering (€ 0,9 miljoen), het actieplan Werk dat eind 2023 is afgerond (€ 1,3 miljoen) en middelen impuls integraal werken (€ 0,4 miljoen). Ook waren er in 2023 extra incidentele middelen beschikbaar voor het re-integratiebudget (€ 1,4 miljoen). Verder is de begroting voor de arbeidsmarktregio op dit moment nog € 2,9 miljoen lager dan in 2024. Dit komt omdat de rijksmiddelen jaarlijks worden toegekend en we op dit moment nog niet weten hoeveel er beschikbaar zal zijn in 2024. Ook worden een deel van de middelen uit 2023 nog overgeheveld naar 2024. De begroting voor SW is in 2024 € 1,6 miljoen hoger dan in 2023. Dit komt door de structureel doorgevoerde looncompensatie. In 2024 zijn er verder ook extra middelen beschikbaar voor de pilot bijverdienbeloning (€ 1,1 miljoen).  

Armoedebeleid: € 0,2 miljoen lager dan in 2023
Dit wordt veroorzaakt door extra incidenteel budget voor 2023 voor het onderzoek naar het in eigen beheer uitvoeren van Armoederegelingen, schuldhulpverlening en bewindvoering.

Voor schuldhulpverlening is de begroting gelijk aan 2023.

Baten
De begrote baten van het programma Participatie en armoedebestrijding zijn in 2024 € 112,3 miljoen, onderverdeeld in de volgende onderwerpen:

• Bijstandsverstrekking: € 111,8 miljoen;
• Participatie: € 0,5 miljoen.

De totale baten van het programma Participatie en Armoedebestrijding zijn in 2024 € 2,5 miljoen lager dan in 2023. Dit komt door:

Bijstandsverstrekking: € 4,2 miljoen hoger dan in 2023
Dit wordt met name veroorzaakt door een stijging van de rijksbijdrage voor de gebundelde uitkering (BUIG). De begrote baten voor de bijstandsontwikkeling zijn gekoppeld aan de landelijke begroting van de verwachte lasten op de bijstand. Op basis van de landelijke lijn worden de budgetten bepaald die gemeenten ontvangen voor het betalen van de uitkeringen (zie ook de toelichting bij de lasten).

Participatie: € 1,8 miljoen lager dan in 2023
In 2023 ontvingen we een ESF-subsidie voor de uitvoering (€ 0,9 miljoen). De baten voor de arbeidsmarktregio waren in 2023 € 0,8 miljoen hoger vanwege een ontvangen provinciale subsidie (€ 0,4 miljoen) en de bijdrage voor de regionale mobiliteitsteams (€ 0,4 miljoen).

Toevoegingen aan reserves
In 2024 zijn er geen begrote toevoegingen aan reserves.

Onttrekkingen aan reserves
In 2024 wordt er voor een totaal aan € 0,6 miljoen onttrokken aan de bestemmingsreserve Taakmutaties Gemeentefonds - Overloop. Dit is de begroting voor de regionale aanpak jeugdwerkloosheid en betreft de meerjarige verdeling van de rijksmiddelen uit 2021 en 2022 op basis van het vastgestelde meerjarenplan.